Beoordeling van het tijdelijk karakter van uitzendwerk: Hoge Raad stelt striktere motiveringseisen

Beoordeling van het tijdelijk karakter van uitzendwerk: Hoge Raad stelt striktere motiveringseisen

Beoordeling van het tijdelijk karakter van uitzendwerk: Hoge Raad stelt striktere motiveringseisen

De Hoge Raad heeft op 21 november 2025 een richtinggevende uitspraak gedaan over de grenzen van langdurig uitzendwerk. In deze zaak werkte een werknemer gedurende ruim dertien jaar via opeenvolgende uitzend- en inleenconstructies bij dezelfde fabriek, terwijl hij feitelijk structureel dezelfde werkzaamheden verrichtte onder leiding van dezelfde organisatie. Toen de fabriek sloot en een sociaal plan werd opgesteld, werd hij daarvan uitgesloten omdat hij formeel geen werknemer van de fabriek was. De werknemer voerde aan dat de werkgever hiermee misbruik maakte van de uitzendconstructie in de zin van de Europese Uitzendrichtlijn, die voorschrijft dat uitzendwerk tijdelijk moet zijn en niet mag worden ingezet om arbeidsrechtelijke bescherming te ontwijken. Hij stelde daarom dat hij moest worden behandeld alsof hij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had.

Het hof wees zijn vordering af, maar de Hoge Raad vernietigde dit oordeel omdat de motivering ontoereikend was. Volgens de Hoge Raad had het hof onvoldoende gemotiveerd waarom de inzet van dezelfde persoon gedurende dertien jaar nog als ‘tijdelijk’ kon worden aangemerkt. De Hoge Raad benadrukte dat langdurige en structurele inzet via uitzendconstructies een sterke aanwijzing kan zijn voor misbruik, en dat een werkgever dan met concrete, objectieve redenen moet komen die het langdurige inlenen rechtvaardigen. Een algemene verwijzing naar de behoefte aan een flexibele schil is daarvoor onvoldoende. Ook omstandigheden zoals het aanbieden van een jaarcontract doen niet af aan de verplichting om te toetsen of het uitzendwerk daadwerkelijk een tijdelijk karakter had.

De zaak wordt terugverwezen naar een ander hof voor een nieuwe inhoudelijke beoordeling van de vraag of sprake was van misbruik van de uitzendconstructie. Die beoordeling kan ertoe leiden dat de werknemer alsnog wordt beschouwd als werknemer van de fabriek, met aanspraak op de bijbehorende arbeidsrechtelijke bescherming, waaronder mogelijk de toepassing op hem van het sociaal plan.

Deze uitspraak maakt duidelijk dat werkgevers zeer zorgvuldig moeten omgaan met langdurige inleen en dat zij het tijdelijke karakter van uitzendwerk concreet moeten kunnen onderbouwen. Als u hier vragen over heeft kunnen onze advocaten arbeidsrecht u van dienst zijn.