Aansprakelijkheid van een raad van toezicht
Aansprakelijkheid van een raad van toezicht
Eind 2022 heeft het hof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak met betrekking tot aansprakelijkheid van een raad van toezicht voor schulden van de stichting waarvan zij toezichthouder is. Het ging in deze zaak om een zorginstelling die failliet was gegaan. Een bepaalde partij had geld geleend aan de stichting. De leninggever meende dat zowel het bestuur als de raad van toezicht van de stichting aansprakelijk was voor de schade, omdat de door de eiser verstrekte geldlening niet kon worden terugbetaald.
Het hof oordeelt dat de raad van toezicht niet aansprakelijk is en de bestuurder overigens ook niet. Het hof geeft een heldere beschrijving van de wijze waarop een raad van toezicht haar taak dient te vervullen. Die luidt als volgt.
De raad van toezicht is (vanzelfsprekend) niet zelf gehouden tot nakoming van de verplichtingen van de onder toezicht staande rechtspersoon. De raad van toezicht moet zich wel laten inlichten, moet het bestuur adviseren en moet indien nodig ingrijpen. Daarbij mag de raad van toezicht in beginsel afgaan op de informatie die de bestuurder geeft en ook uitgaan van de volledigheid en juistheid van die informatie. Indien de continuïteit van de rechtspersoon in gevaar komt, dient de raad van toezicht het toezicht te intensiveren. In dat geval moet de raad van toezicht aanvullende informatie opvragen, kritische vragen stellen aan de bestuurder en ook doorvragen. De raad van toezicht zal frequenter moeten vergaderen, afzonderlijk en met het bestuur. Ook kan het dan wenselijk zijn dat de raad van toezicht zich laat bijstaan door eigen adviseurs.
De leden van een raad van toezicht van een stichting kunnen ook aansprakelijk zijn tegenover derden uit hoofde van onrechtmatige daad, maar dan geldt het criterium dat aan hen een voldoende ernstig persoonlijk verwijt van onbehoorlijk handelen moet worden gemaakt willen zij aansprakelijk zijn voor de schulden of bepaalde schulden van de stichting.
De uitspraak geeft hiermee duidelijk en helder aan welke zorgvuldigheid leden van de raad van toezicht in acht moeten nemen.