AOW’ers kunnen geen beroep doen op transitievergoeding
AOW’ers kunnen geen beroep doen op transitievergoeding
Met de invoering van de WWZ is ook het systeem van transitievergoedingen ingevoerd. Indien de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever eindigt, dan heeft de werknemer in beginsel recht op de transitievergoeding. De hoogte daarvan is in de wet vastgelegd.
Als een werkgever de arbeidsovereenkomst met een werknemer opzegt die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt gelden andere regels. De wet sluit in dat geval het recht op een transitievergoeding uit.
In de juridische praktijk is de vraag gesteld of deze uitsluiting een verboden onderscheid naar leeftijd oplevert, leeftijdsdiscriminatie. Deze vraag is nu door de Hoge Raad beantwoord.
De Hoge Raad vindt dat dit niet het geval is. Met de transitievergoeding wordt beoogd om de werknemer in staat te stellen de transitie naar een ander baan te vergemakkelijken. De vergoeding compenseert bovendien in zekere mate het wegvallen van het inkomen uit arbeid. De verplichting om de transitievergoeding te betalen wordt gezien als een invulling van de zorgplicht van de werkgever tegenover de werknemer. Die zorgplicht strekt zich volgens de regering – en nu dus ook de Hoge Raad – niet uit tot gevallen waarin de werknemer AOW en pensioen ontvangt. De Hoge Raad ziet in het stelstel geen strijd met Europees recht of het verbod op leeftijdsdiscriminatie.