Karakter en vaststellen van de billijke vergoeding

Karakter en vaststellen van de billijke vergoeding

Karakter en vaststellen van de billijke vergoeding

Naast de transitievergoeding kan de werknemer onder omstandigheden recht hebben op een billijke vergoeding. Op 30 juni 2017 heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over het stelsel van de WWZ en het karakter van de billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW.

In een aantal uitspraken hebben rechters de billijke vergoeding min of meer omschreven als een boete voor slecht gedrag. De vergoeding zou een punitief (bestraffend) karakter hebben. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak echter afstand genomen van die termen en hij heeft  aanwijzingen gegeven over de vraag hoe die billijke vergoeding moet worden vastgesteld. Welke normen moeten daarbij worden gehanteerd?

De Hoge Raad oordeelt dat de rechter de billijke vergoeding moet bepalen op een wijze die, en op het niveau dat, aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. Daarnaast werd geoordeeld dat ook de gevolgen van het ontslag bij het vaststellen van de billijke vergoeding een rol mogen spelen, dit voor zover die gevolgen natuurlijk zijn toe te rekenen aan het aan de werkgever te maken verwijt.

Ook heeft de Hoge Raad in deze uitspraak overwogen dat voor zover er elementen van de vaststelling van de billijke vergoeding tevens zien op de vergoeding van schade van de werknemer, dat in dat geval de wettelijke regels omtrent de verplichting tot het betalen van schadevergoeding als bedoeld in boek 6 van het BW van toepassing zijn (artikel 6:95 en volgende). Deze artikelen bepalen onder meer dat de rechter de schade ook kan begroten op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Als de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, dan wordt de schade geschat. De door de Hoge Raad gegeven ruimte geeft daarmee ook de mogelijkheid om aandacht te vragen voor de door een werknemer geleden immateriële schade.

Ten slotte opent de uitspraak ook nog de mogelijkheid dat de rechter bij het vaststellen van de billijke vergoeding de daadwerkelijk door de werknemer betaalde advocaatkosten in de overwegingen moet betrekken (althans in de situatie waar het hier om ging, namelijk vernietiging van een ontslag op staande voet). De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het Hof Arnhem-Leeuwarden die zich dan verder over deze kwesties, en de laatst genoemde kwestie, zal moeten uitlaten.

Alle omstandigheden worden dus bij de beoordeling meegenomen, waaronder de gevolgen van het ontslag. Begroten en schatten van het bedrag is mogelijk, en ook de door de werknemer gemaakte advocaatkosten kunnen een rol spelen.