Openbreken van een contract vanwege hoge (energie)prijzen

Openbreken van een contract vanwege hoge (energie)prijzen

Openbreken van een contract vanwege hoge (energie)prijzen

Het contractenrecht gaat ervan uit dat overeenkomsten bindend zijn en in beginsel moeten worden nageleefd. Partijen moeten erop kunnen vertrouwen dat de gemaakte afspraken worden nagekomen.

Indien zich gedurende de loop van het contract gewijzigde omstandigheden voordoen, voorziet de wet in de mogelijkheid om een reeds gesloten contract aan te passen. Dat kan door het doen van een beroep op onvoorziene omstandigheden conform artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij het moet gaan om omstandigheden die op het moment van het sluiten van de overeenkomst nog in de toekomst lagen, waarvoor partijen in het contract geen voorziening hebben getroffen, en die van dien aard zijn dat de andere partij in alle redelijkheid een ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten.

De vraag is in hoeverre ontwikkelingen zoals een pandemie, de oorlog in Oekranië, mega-inflatie, de energiecrisis of de wereldwijde prijsstijgingen kunnen kwalificeren als dergelijke onvoorziene omstandigheden.

Rechtspraak terughoudend bij een beroep op onvoorziene omstandigheden

De Hoge Raad heeft in 1998 geoordeeld dat rechters terughoudend moeten zijn bij het honoreren van een beroep op onvoorziene omstandigheden. De lat ligt dus hoog. Zo werd bijvoorbeeld de kredietcrisis in 2008 over het algemeen door rechters niet aangemerkt als een onvoorziene omstandigheid. Kredietrisico behoort nu eenmaal tot het ondernemersrisico, aldus de rechtspraak.

Ook excessieve prijsstijgingen werden in het verleden niet aangemerkt als onvoorziene omstandigheden die wijziging van een contract rechtvaardigden. Zo oordeelde de Rechtbank 's-Hertogenbosch in 2009 dat een onvoorziene stijging van 400 procent van de elektriciteitsprijs tot het ondernemersrisico behoorde.

Coronacrisis: een trendbreuk?

Met de komst van de coronacrisis in 2020 lijkt een trendbreuk te zijn ontstaan. Rechters zijn toen behoorlijk snel gaan oordelen dat de covid-pandemie als onvoorziene omstandigheid kon worden aangemerkt, omdat de moderne economie nog nooit eerder te kampen heeft gehad met een pandemie van deze omvang. Zo konden bijvoorbeeld huurders, die door de overheidsmaatregelen hun winkel of horecagelegenheid niet konden openen, met een beroep op onvoorziene omstandigheden aanspraak maken op huurprijsvermindering. Ook de Hoge Raad bevestigde in 2021 dat de door de overheid opgelegde coronamaatregelen als onvoorziene omstandigheid konden gelden, mits een (huur)contract was afgesloten voor de eerste lockdown.

Prijsstijgingen als onvoorziene omstandigheid: recente uitspraken

Met de enorme prijsstijgingen van de afgelopen tijd, waaronder die op de energiemarkt, doet de vraag zich voor in hoeverre deze prijsstijgingen als onvoorziene omstandigheden kunnen worden aangemerkt. Hierover zijn recent enkele uitspraken gewezen door de lagere rechtspraak.

Op 30 november 2021 is in een kort geding door de Rechtbank Rotterdam een beroep op onvoorziene omstandigheden toegewezen. Hiervoor werd een hele reeks aan gewijzigde omstandigheden aangedragen, waaronder de gevolgen van de coronapandemie, de lage gasvoorraden in Europa, de dure maatregelen om klimaatverandering tegen te gaan en het niet kunnen voldoen aan de vraag naar gas door gasleveranciers als Rusland. Volgens de voorzieningenrechter was voldoende gebleken dat de prijsstijgingen extreem waren en dat de energietarieven onverwacht waren geëxplodeerd. Tevens was volgens de voorzieningenrechter voldoende aangetoond dat de eisende partij daardoor alleen nog maar verlieslatend kon leveren, hetgeen het normale prijsrisico volgens de voorzieningenrechter te boven ging. De voorzieningenrechter concludeerde dat, gelet op de gewijzigde omstandigheden, niet kan worden uitgesloten dat in een bodemprocedure zou worden geoordeeld dat ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

Ook in een uitspraak van 13 oktober 2022 heeft de voorzieningenrechter te Rotterdam de explosief gestegen gasprijzen als een onvoorziene omstandigheid aangemerkt. Tevens was, volgens de voorzieningenrechter, voldoende aangetoond dat levering onder dezelfde voorwaarden niet mogelijk zou zijn zonder het lijden van zware verliezen, waardoor een beroep op onvoorziene omstandigheden werd toegewezen.

Tot slot heeft ook de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland zich op 16 december 2022 uitgesproken over de huidige (geopolitieke) ontwikkelingen als onvoorziene omstandigheid. Het betrof een kort geding over een in december 2018 gesloten overeenkomst tussen een ontwikkelaar en een gemeente voor het realiseren van tijdelijke woningen. De voorzieningenrechter oordeelde dat ‘met de gevolgen van de covid-pandemie en de oorlog in Oekraïne op de wereldhandel ontegenzeggelijk sprake is van onvoorziene omstandigheden, met name op het gebied van de wereldwijd explosief gestegen kosten voor onder meer bouw)materialen en energie’. Volgens de voorzieningenrechter is het zeer aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure tussen partijen zal worden geoordeeld dat een ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet door de gemeente mag worden verwacht. De voorzieningenrechter heeft om die reden bepaald dat de excessieve kostenstijging vooralsnog gelijkmatig over de partijen moest worden verdeeld.

Conclusie

Tot voor kort waren rechters zeer terughoudend bij het honoreren van een beroep op onvoorziene omstandigheden. Sinds de coronacrisis lijkt sprake te zijn van een trendbreuk, waarbij rechters sneller geneigd zijn om een beroep op onvoorziene omstandigheden toe te kennen. Deze trend lijkt met de explosief gestegen (energie)prijzen door de (lagere) rechtspraak te worden voortgezet, waardoor een beroep op aanpassing van een contract als gevolg van onvoorziene omstandigheden eerder zal worden toegewezen dan in het verleden. Bezien moet worden of deze uitspraken in hogere instantie stand zullen houden.