Hitte of kou in huis: een gebrek of niet?
Hitte of kou in huis: een gebrek of niet?
Wat als een huurwoning erg warm is of juist niet warm is te stoken. Is de verhuurder daar op aan te spreken?
Uit rechtspraak blijkt dat een huurder mag uitgaan van, kort gezegd, een behaaglijk woonklimaat in de gehuurde woning. Maar een nieuwbouwwoning heeft een ander wooncomfort dan een woning uit 1990 of 1890. Daar wordt door de rechter rekening mee gehouden, maar niet altijd…
Een huurwoning heeft een gebrek wanneer de huurder niet het huurgenot heeft dat hij mag verwachten van een goed onderhouden woning. Daarbij is mede relevant het bouwjaar van de woning. Is er een gebrek, dan moet de verhuurder maatregelen nemen om dat op te lossen. Doet de verhuurder dat ondanks verzoek niet, dan mag de huurder zelf herstelmaatregelen nemen, op kosten van de verhuurder. Ook heeft de huurder recht op huurkorting zolang de woning een gebrek heeft.
Over verwarming van de woning bestaat al de nodige rechtspraak. De regel is dat een huurder tegen redelijke kosten zijn woning moet kunnen verwarmen, tot een behaaglijke temperatuur van 20° celsius. Soms is het bouwjaar van een woning niet doorslaggevend. Zo veroordeelde de Amsterdamse rechtbank de verhuurder van een rijksmonument uit 1665 (!) tot het vervangen van enkel glas voor dubbele beglazing, zonder dat daar een huurverhoging tegenover stond. De huurder moest volgens de kantonrechter de woning tegen redelijke kosten kunnen verwarmen.
Maar wat geldt bij een (te) warme woning? Soms is de verhuurder daar op aan te spreken. Zo oordeelde de kantonrechter te Nijmegen dat een verhuurd appartement met in voorjaar en zomer een binnentemperatuur van vaak 27°celsius of meer een gebrek had. Het appartement had veel glas en geen zonwering aan de buitenzijde. De huurder kon de hitte slechts buitenhouden met gordijnen en inpandige zonwering. Dat lukte echter onvoldoende en de huurder kaartte dit aan bij de verhuurder.
De verhuurder vond dat dat hitte in de woning hem niet kon worden aangerekend. Het appartement was onderdeel van een complex en voor plaatsing van zonwering of een airco was toestemming nodig van de VvE. Verder was het complex gebouwd volgens de normen uit 2005 en het toenmalige Bouwbesluit kende geen bepalingen over (het voorkomen van) oververhitting. Daarom vond de verhuurder dat hij niet tot maatregelen verplicht was.
De huurder legde de zaak voor aan de kantonrechter en vorderde:
a/ veroordeling van de verhuurder tot verhelpen van de gebreken, en
b/ huurprijsvermindering.
De kantonrechter stelde de huurder in het gelijk. Hoewel was gebouwd conform indertijd geldende bouwregelgeving, was volgens de kantonrechter toch sprake van een gebrek dat de verhuurder moest oplossen. Uit een rapportage bleek dat in voorjaar en zomer ernstige oververhitting optrad en dat maatregelen dat zouden kunnen tegengaan. Nu de huurder de woning zelf niet (verder) kon koelen en de zoninstraling niet kon weren, diende de verhuurder dit te doen. De verhuurder diende zonwering te plaatsen en - als dat na onderzoek mogelijk zou blijken - een koelinstallatie. De huurder kreeg bovendien een huurkorting van 10%.
Er is (nog) geen sprake van een algemene regel dat een structurele hoge binnentemperatuur van een woning een gebrek oplevert, maar uit deze uitspraak blijkt dat een gang naar de rechter zeker niet kansloos is.